Dat is mijn boek. - That is my book.
Hun boeken zijn nieuw. - Their books are new.
From the table below you will see what to use concern to the subject.
Subject in Dutch
|
English poss. pron.
|
Dutch poss. pron.
|
ik | my | mijn |
jij/je | your | jouw/je* |
u (polite) | your | uw |
hij | his | zijn |
zij/ze | her | haar |
het | its | zijn |
wij/we | our | ons/onze ** |
jullie | your | jullie/je*** |
zij/ze | their | hun |
Let op:
* Jouw is used with marked object .Marked object is the stress that the object is owned by you. Je is used for unmarked object.
** het verschil tussen ons en onze - The different between ons and onze are;
ons use with singular neuter nouns.
het boek - ons boek. (the boek - our book)
het huis - ons huis. (the house - our house)
onze use with sigular nouns of common gender and all plurals.
de boeken - onze boeken. (the books - our books)
de school - onze school. (the school - our school)
*** Jullie/je, we can use both of them. Jullie is more common form, while je use when you want to separate or avoid two instances of jullie and je in the same sentence.
Hoe hebben jullie je pension? - how have you, your pensioen?
Wanneer kregen jullie je eerste echo? - When do you get the first echo?
Bijvoorbeeld:
Ons dorp is niet groot. (het dorp) - Our town is not big.
Onze kerk staat in het midden. (de kerk) - Our church is in the middle.
Ik heb een fiets. Mijn fiets is rood. - I have a bicycle. My bicycle is red.
U hebt een nieuwe fits. Uw fiets is duur. - You have a new bicycle. Your bicycle is expensive.
Wij hebben drie katten. Onze katten blijven binnen. - We have three cats. Our cats stay inside.
Zij lezen in hun boek. - They reading their boek.
Wij lezen in onze boeken.(de boeken) - We reading our books.
Het zijn haar schriften. - It is her fonts (writing).
Dit potlood is van Peter. Het is zijn potlood. - This pencil is Peter. It is his pencil.
Het is ons lokaal. (het lokaal) - It is our place.