Zinnen
1 -28
|
|
1.
|
Ik heb er geen
zin … (in, op, naar)
|
2.
|
Dat verhaal …
goed in elkaar. (op, in, zit)
|
3.
|
Een moeder…
voor haar kinderen. (zorgt, zie,
komt)
|
4.
|
Er is geen les
omdat de docent … is. (goed, ziek, zwaar)
|
5.
|
Ik ga niet ….
omdat het regent. (buiten,
binnen,boven)
|
6.
|
Deze kinderen
zijn …. (grote, klein, spelen)
|
7.
|
Wij … over twee
weken kerstvakantie. (zijn, uur,
hebben)
|
8.
|
Elke dag leren
wij op …. Nederlands. ( school,
kantoor, thuis)
|
9.
|
Ik kijk daarna …. ( naar de radio, naar de televisie, op de
televisie)
|
10.
|
Ik ben een
brief aan het …. (rijden, spelen,
schrijven)
|
11.
|
Mag ik u telefoon
…? (gebruiken, hebben, doen)
|
12.
|
Op deze website
….. u informatie over de regelingen. ( zoeken, kijkt, vindt)
|
13.
|
Het is weer
winter. Dat betekent ….. ( heet, kou,
warm)
|
14.
|
Wij zijn
geopend …. Zaterdag. (in, met, op)
|
15.
|
Even ….. ademhalen.
(naar, hebben, diep)
|
16.
|
Mijn medicijnen
…. op. (zijn, is, gaan)
|
17.
|
Elke middag
spelen de kinderen in het ….. (
markt, winkel, park)
|
18.
|
Ze heeft jaren
geleden al haar geld …. aan het Rode
Kruis. (gegeven, betalen, gekocht)
|
19.
|
Als het … was,
zou ik de planten water geven. (regent, warm, kou)
|
20.
|
Hij …. tegenover
het station. (woon, wonen, woont)
|
21.
|
Jij drinkt ….. ( thee, brood, kaas)
|
22.
|
Paul geeft een ….
Hij is jarig. (geld, feest, bloem)
|
23.
|
Ik studeer hard
omdat ik voor mijn examen wil ….
(slagen, vallen, werken)
|
24.
|
Voor
interrail is europa verdeeld in 7 zones waaruit je kunt …. (nemen, kiezen, halen)
|
25.
|
Na
de les gaan we naar de camping die is hier in de …. (school, land, buurt)
|
26.
|
Weet
jij hoe laat de les …. (begint,
sluiten, afgelopen)
|
27.
|
Heb
je al kaartjes voor het …. (dansen,
concert, afspraak)
|
28.
|
Zijn
ouders willen graag een keer naar Nederland
…. (doen, nemen, komen)
|
Key
- in
- zit
- zorgt
- ziek
- buiten
- klein
- hebben
- school
- naar de televisie
- schrijven
- gebruiken
- vindt
- kou
- op
- diep
- zijn
- park
- gegeven
- warm
- woont
- thee
- feest
- slagen
- kiezen
- buurt
- begint
- concert
- komen