Search Learn Dutch Online

learn dutch onlinePronoun it - Het Hij or zij

When we are using it as a subject pronoun to call or replace a noun. There are rules in Ducth. Hij means he, het is it and ze is they. But when you are refer to a noun, then they have to changed as following rules.
Het is used for a het-word (neuter).
Waar is mijn potlood? Het is rood. (het potlood)
Where is my pencil? It is red.

Hij is used for a de-word (masculine).
Wat een auto! Hij is mooi. (de auto)
What a car! It is nice.

Zij/ze is used for plurals (het meervoud) word or things and person more than one.
De kinderen spelen buiten. Zij zijn blij.
The kinderen are playing outside. It (they) are happy.

Below table showing you object pronouns which used for it pronoun.

 it pronoun
used for
object pronoun
hethet-woordhet
hijde-woordhem
zij/zehet meervoudze/hun/hen

Bijvoorbeeld:

Wat een auto! Waar heb je hem gekocht?
Het boek is zwaar. Ik krijg het van een vriend.
De fiets is nieuw. Hij is duur.