Het is used for a het-word (neuter).
Waar is mijn potlood? Het is rood. (het potlood)
Where is my pencil? It is red.
Hij is used for a de-word (masculine).
Wat een auto! Hij is mooi. (de auto)
What a car! It is nice.
Zij/ze is used for plurals (het meervoud) word or things and person more than one.
De kinderen spelen buiten. Zij zijn blij.
The kinderen are playing outside. It (they) are happy.
Below table showing you object pronouns which used for it pronoun.
it pronoun | used for | object pronoun |
het | het-woord | het |
hij | de-woord | hem |
zij/ze | het meervoud | ze/hun/hen |
Bijvoorbeeld:
Wat een auto! Waar heb je hem gekocht?
Het boek is zwaar. Ik krijg het van een vriend.
De fiets is nieuw. Hij is duur.